over regeldruk, decentralisaties, registratiebehoeften en het verbeteren van de wereld
Hallo, mijn naam is Stephan Nagel: ambassadeur van luiheid. U zult wel denken: “Wat voor maniak loopt daar nou trots mee te koop?”, dus dat vergt enige toelichting. Wat mij betreft zijn er twee soorten luiheid: 1. Luiheid in de categorie ‘ik zit liever in de bank dan dat ik werk’ en 2. Ik heb een afkeer van zinloos werk of werk dat in mijn ogen efficiënter kan. Ik ben een persoon in de laatste categorie. Wat dat betreft zijn mijn werkzaamheden bij THORAX als proces- en informatieadviseur mij op het lijf geschreven. Wereldverbeteraar is, ook gezien het werkgebied ‘jeugdzorg, welzijn en onderwijs’, wat mij betreft ook een gangbare functietitel en klinkt wat positiever.
Volgens de Van Dale is de definitie van lui ‘afkerig van inspanning of werk’. Ik herken dat als zodanig dat ik afkerig ben van onnodig of inefficiënt werk. Voorbeeld: ik erger mij als ik over een schouder met iemand mee kijk die een heel woord of hele zin weg backspacet als er één spelfout in zit. Ik noem dat inefficient (sneller is om even je muis op te tillen of de magische toetscombinatie Ctrl-linkerpijltje te gebruiken). Hetzelfde merk ik wanneer mensen ‘kloppelen’ (een blijkbaar geaccepteerde term voor het overtypen van gegevens) in plaats van koppelen. Delen van die frustratie waren al te lezen in mijn stukken over klantvriendelijkheid en gegevensuitwisseling rondom huiselijk geweld. In beide gevallen een voorbeeld van een werkwijze waar mij als ‘ambassadeur van de luiheid’ de haren van overeind springen.
Door de overgang van jeugdzorg naar de gemeenten, maar ook de verandering in WMO en werk & inkomen, komt er veel verantwoordelijkheid bij de gemeente te liggen en daarmee veel behoefde aan management- en stuurinformatie. Dat zeggende ontstaat er (zoals de vlag er nu bijhangt) veel registratiebehoefte voor de gemeentemedewerkers rondom deze thema’s. Logisch ook, want waar nieuwe mensen het voor het zeggen krijgen moeten zij zich ook opnieuw bewijzen en dat kan alleen met cijfers en dus een flinke registratie. Waar hulpverleners altijd (en vaak terecht) klagen over regeldruk, lijkt dit dus alleen nog maar toe te nemen. Meten is immers weten. Echter, waar medewerkers gegevens registreren waar ze het nut niet van inzien, ontstaat logischerwijs weerstand. Daar kan mijn collega Ramon van Os, naar aanleiding van zijn afstudeeronderzoek, ook wel een boekje over opendoen.
Waar mensen een afkeer hebben van werk dat in hun ogen zinloos is, word er hopelijk beroep gedaan op een wereldverbeteraar. Dat kan de manager van de hulpverlener/gemeentemedewerker zijn, die toelichting kan geven op het waarom achter een registratie, maar mocht die het antwoord niet weten, dan bellen ze mij hopelijk. Als ambassadeur van de luiheid is zinvol en efficiënt werken namelijk als een soort verslaving geworden voor me. En die honger is alleen te stillen door de wereld maar te blijven verbeteren…
Tijdens mijn onderzoek is duidelijk geworden dat hulpverleners graag terug willen naar de basis van hun werkzaamheden: contact met de cliënt. De meerwaarde van het registreren wordt wel begrepen, maar waarom zouden hulpverleners hier tijd aan moeten besteden in plaats van communiceren met ouders, jongeren of collega’s?