Verwijsindex kan zich alleen bewijzen als het op grote schaal gebruikt wordt

Thorax-communicatie2
Er is een discussie los gebarsten over de werking van de Verwijsindex Risicojongeren (VIR) naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant op 3 november. Het digitale systeem dat risicosignalen van hulpverleners over jongeren bij elkaar brengt, werkt in een aantal gemeenten in Brabant niet goed, aldus gezondheidswetenschapper Inge Lecluijze in de Volkskrant. Het is inderdaad waar dat het functioneren van de verwijsindex per regio nogal verschilt. Dit komt naar mijn mening omdat de VIR aan twee belangrijke peilers moet voldoen om optimaal te kunnen functioneren. De invulling van deze peilers verschilt nogal per regio. Ten eerste moeten er voldoende meldingen gedaan worden. Ten tweede moet er een goede begeleiding bij de implementatie in de regio zijn. Ik ga in dit artikel graag in op de eerste peiler: de kritische grens van het aantal meldingen.

De eerste persoon die een fax kocht, kon nergens heen faxen. Pas als je met z’n allen afspreekt dat je een fax koopt, krijgt het apparaat waarde. Tenminste als de fax gebruiksvriendelijk is, anders staat hij alsnog te verstoffen. Zo werkt dat met de verwijsindex ook. De gezamenlijke afspraak om het te gebruiken is er, alleen het werkt nog te omslachtig waardoor er niet altijd gemeld wordt. Bij onvoldoende meldingen voegt het systeem geen meerwaarde toe.

Dat er veel meldingen blijven liggen en van het bureau vallen, is niet verwonderlijk. Het meldsysteem, dat moet voorkomen dat instanties langs elkaar heen werken, is in de praktijk voor de hulpverlener de zoveelste administratieve taak erbij. Nadat de hulpverlener eerst alle gegevens in het eigen registratiesysteem heeft ingevuld, moet hij dat vervolgens nog een keer over doen in de VIR. De wil is er, maar bureaucratie zit de hulpverlener drastisch in de weg.

Zonde, want die regeldruk kan veel minder. Neem een melding bij de verwijsindex. Er kan vrij simpel een automatische koppeling tussen het systeem van de zorginstelling en de verwijsindex gemaakt worden. De hulpverlener hoeft na het invullen van het eigen systeem dan alleen nog maar een knopje aan te klikken. Binnen een seconde weet hij dat de melding bij de VIR is gedaan en dat bijvoorbeeld een aanbieder van jeugdzorg ook betrokken is. Zo kan er direct onderling contact gelegd worden en wordt er veel tijd bespaard.

Die terugkoppeling is van cruciaal belang. Wanneer die terugkoppeling ontbreekt, omdat collega’s weinig melden en er daardoor minder vaak een match is, blijft de meerwaarde uit en alleen de regeldruk over.