Thorax-De-digitale-straathoek

De digitale straathoek: hét onmisbare contact-element voor de jeugdhulpverlener anno nu

Maar liefst 99% van de jongeren tussen de 13 en 18 jaar heeft een smartphone en 99% van de jongeren van 12 tot 25 jaar gebruikt sociale media*. Deze jongeren besteden per dag 7 uur en 42 minuten (!) aan media, waarvan 2 uur en 12 minuten aan sociale media. Het moge duidelijk zijn: dit heeft gevolgen voor de manier waarop hulpverleners met ‘hun’ jongeren in contact zouden moeten komen… De echte straathoek van vroeger is immers vervangen door een digitale straathoek waar jongeren rondhangen.

Buiten de comfortzone

Ik merk dat organisaties soms worstelen met deze ontwikkeling. Want, hoe en vooral wáár bereik je de jongeren van nu die vooral online rondhangen? Vroeger ging men immers fysiek de straat op en ontstond het gesprek van nature. Tegenwoordig zijn er zóveel online plaatsen waar jongeren zich bevinden dat het moeilijk contact maken is. En dan speelt in sommige gevallen ook nog de belemmering van de hulpverlener zélf een rol, omdat online activiteiten, buiten het privé-gebruik, niet direct in zijn of haar comfortzone passen. En eigenlijk is het ook best bijzonder als je er zo over nadenkt: wanneer je als hulpverlener een jongere ontmoet op een willekeurige straathoek, dan is een gesprekje zo aangeknoopt. Maar op die virtuele straathoek voelt dat plots tóch een beetje onwennig…

Koudwatervrees?

Uit praktijk blijkt al dat elke hulpverlener op zijn of haar eigen manier omgaat met online contacten met ‘hun’ jongeren. Voor de ene collega betekent dit direct reageren op een bericht, óók op zondagavond. Voor de andere collega geldt dat maandagochtend wel vroeg genoeg is. En dat is prima:het gaat er vooral om dat verwachtingen van jongeren en hulpverleners op elkaar zijn afgestemd.

Schep duidelijkheid

Ik vind dat organisaties hoe dan ook een duidelijk standpunt in zouden moeten nemen over de combinatie hulpverlening en digitalisering. Hoe lastig dat ook kan zijn… Immers, zo zijn er de sociale media die door de hulpverlener in privé gebruikt worden. Daar bevindt zich ook het domein van de jongeren. Diezelfde jongere wordt geacht in de professionele ECD’s online te zijn: het officiële domein van hulpverlener. Een spanningsveld is geboren: het ECD gaat in basis over de cliënten, maar de cliënten (lees: jongeren) zélf hebben er geen rol in en zijn er al helemáál niet aanwezig. Zij bevinden zich vooral op Instagram, Snapchat en WhatsApp (en wat al niet meer) en zoeken vanuit dáár weer contact met hun hulpverlener en betreden dus feitelijk hun privé-domein.

Dat befaamde grijze gebied…

En dan speelt ook nog het privacy-gedeelte: praten met een jongere in de chatruimte van Facebook staat ver af van de officiële plek die de organisatie hier online voor ingericht heeft… Maar, we constateerden het al: die officiële ruimte gebruikt die moderne online jongere niet. Aldus, het grijze vlak tussen zwart en wit is een feit. Een feit waar men als hulpverleningsinstantie echt wel wat mee moet…

Durf om advies te vragen

Mist intern de relevante kennis of is het lastig een gedegen standpunt in te nemen waar het gros zich lekker bij voelt? Zorg dan dat deze kennis snel in huis komt en ga aan de slag. Het meest onverstandige wat organisaties mijn inziens kunnen doen, is géén beleid maken zodat de manier van online communiceren met jongeren maar wat hapsnap gebeurt. Het jeugdhonk, de straathoek, dat grote plein: ze zijn er allemaal nog en de jeugd ontmoet elkaar volop. Maar dan op digitale honken, hoeken en pleinen. Mijn visie? Jeugdhulp anno nu kan niet meer bestaan zonder een duidelijk beleid rondom digitalisering inclusief de manier waarop jongeren en hulpverleners elkaar online kunnen ontmoeten.

*bron data